Vous êtes ici  ›Home› Dossiers

DE OMZETTING VAN DE RICHTLIJN AFGEDANKTE VOERTUIGEN : NACHTMERRIE?

Er zijn ondertussen al meer dan 2 jaar verstreken sinds het verschijnen van de veelbesproken Europese richtlijn 2000/53/EG betreffende afgedankte voertuigen. De lidstaten kregen van de Commissie 18 maanden tijd om ze in nationale wetgeving om te zetten. De uiterste datum van 21 april 2002, is inmiddels al lang verstreken, maar de meeste EU-landen, waaronder België, hebben de nodige uitvoeringsbesluiten nog niet voltooid. De Commissie heeft ze op de vingers getikt, maar oogst uiteindelijk wat ze met haar vage en moeilijk uitvoerbare tekst gezaaid heeft. Ook in ons land rijzen er problemen, in het bijzonder door de bureaucratische aanpak van de Federale Diensten voor Leefmilieu, die voor grote onrust zorgt bij de automobielconstructeurs.

De omzetting van de Richtlijn 2000/53 in de federale wetgeving ...

De richtlijn 2000/53/EG reglementeert uitéénlopende facetten van de recyclage van voertuigen. Tot nu toe werd er vooral aandacht besteed aan de verplichtingen die verband houden met afgedankte voertuigen zoals de kosteloze aanvaardingsplicht, de toekomstige recyclageobjectieven en de voorwaarden waaraan de verwerking van autowrakken dienen te voldoen. Deze materies zijn gekoppeld aan de wetgeving op afvalstoffen en behoren tot de bevoegdheid van de Gewesten. In Wallonië en Brussel is de omzetting van de richtlijn een feit. In Vlaanderen bestaat het VLAREA al sinds 5 jaar, en men werkt nu volop aan de aanpassing ervan.

Daarnaast legt de richtlijn een aantal verplichtingen op, die betrekking hebben op de ontwikkeling van nieuwe voertuigen en de publiciteit die ervoor gemaakt wordt. Men kan deze verplichtingen onder de noemer preventie plaatsen en zij vallen onder de verantwoordelijkheid van de federale regering. Zo mag een auto vanaf 1 juli 2003 geen zware metalen meer bevatten, met uitzondering van een beperkte lijst met nauwkeurig bepaalde toepassingen, waarvoor er op korte termijn geen alternatieven bestaan. Verder zullen de constructeurs en hun toeleveranciers onderdelen en materialen, die zich voor hergebruik en nuttige toepassing lenen, met een gestandaardiseerde code moeten merken.

Tenslotte werkt de Commissie (DG ENTR) aan een nieuwe homologatierichtlijn die deel zal uitmaken van de Europese typegoedkeuring. Vooraleer een auto of lichte bestelwagen op de markt te brengen, zal de constructeur moeten aantonen dat deze voor minimum 85% van zijn gewicht herbruikbaar of recycleerbaar en voor 95% nuttig toepasbaar is.

…eist een berg administratie,gekoppeld aan overdreven sancties ...

De Federale Diensten voor Leefmilieu hebben een KB voorbereid dat de bewuste artikelen over preventie uit de richtlijn in Belgisch recht omzet en hebben het ondergebracht binnen het kader van de wet op de productnormen.

FEBIAC en haar leden hebben met grote ongerustheid kennis genomen van de tekst. Waar zit het probleem? De richtlijn voorziet in zeer vage bewoordingen dat de lidstaten de automobielconstructeurs en hun toeleveranciers zullen aanmoedigen om het gebruik van gevaarlijke stoffen in voertuigen te beperken, de latere recyclage van het wrak te vergemakkelijken en meer gebruik te maken van gerecycleerd materiaal. Dit is niets anders dan het concept 'Design for Recycling', waarover in het vorige nummer van FEBIAC Info reeds uitvoerig bericht werd.

De vaagheid van de richtlijn op dit vlak, gekoppeld aan de bevoegdheid van de lidstaten om strengere eisen te stellen, zullen leiden tot grote verschillen in implementatie binnen de EU. België, dat zich graag een goede leerling van de Europese milieuklas wil tonen, heeft een éénzijdige en verregaande interpretatie aan het preventieprincipe gegeven. De Federale Diensten voor Leefmilieu eisen van de invoerders en constructeurs dat zij per model, dat zij in België op de markt brengen, een zeer gedetailleerde beschrijving geven van de materiaalsamenstelling van alle onderdelen.

Aldus hopen zij een duidelijk beeld te krijgen van de stoffen die het milieu zouden kunnen terechtkomen. Gezien een wagen bestaat uit enkele duizenden onderdelen en elk merk makkelijk 5 tot 10 modellen met ontelbare versies en varianten op de markt brengt, betekent dit een onvoorstelbare hoeveelheid informatie die jaarlijks gerapporteerd moet worden. Als de constructeur dit rapport niet tijdig heeft ingediend of als de minister van Leefmilieu het onvolledig acht, kan hij het model van de Belgische markt weren of kan hij de constructeur verplichten om op zijn kosten bijkomende materiaalanalyses te laten uitvoeren. Dit kan een zeer dure zaak worden. FEBIAC en haar leden, delen de bekommernis van de federale overheid voor het leefmilieu. De stand op het jongste Autosalon, gewijd aan 'design for recycling' leverde het bewijs dat constructeurs en toeleveranciers, van bij het concept van een nieuw model, rekening houden met de uiteindelijke recyclage van het autowrak. We kunnen echter niet aanvaarden dat zulk een zware administratieve last op de schouders van de sector wordt gelegd en vinden de daaraan gekoppelde sancties buiten elke verhouding. Men kan zich terecht afvragen waartoe deze overvloed aan informatie gebruikt zal worden, en of de bevoegde ambtenaren er überhaupt in zullen slagen deze te verwerken. Bestaan er geen efficiëntere manieren om de belasting voor het milieu van afvalstoffen op te volgen ?

...is niet uitvoerbaar en peperduur...

De invoerders zien zich voor een onmogelijke taak geplaatst om de informatie zelf te verzamelen. Zij zullen zich moeten wenden tot de constructeurs. Momenteel is het voor de constructeur echter niet gebruikelijk om de exacte materiaalsamenstelling van een onderdeel van zijn leverancier op te vragen. De kwaliteitsdienst test enkel of het stuk conform is aan het lastenboek, met inbegrip van het naleven van een verbod op de toepassing van zware metalen en andere stoffen die de constructeur zou hebben uitgesloten. De meeste eerste rangs toeleveranciers zullen zelf niet in staat zijn om deze vraag te beantwoorden en zouden zich dan weer naar hun toeleveranciers moeten wenden, enz. Kortom de taak is gigantisch. Een
grote eerste rangs toeleverancier heeft berekend dat het opstellen van een materiaalfiche per onderdeel 25 tot 40 manuur vraagt, hetgeen gemiddeld € 2500 kost. Per model moet je dit bedrag vermenigvuldigen met een factor 3000 tot 5000, het aantal onderdelen waaruit de wagen is samengesteld. Deze bedragen overtreffen ruim de investeringssteun die onlangs aan de automobielindustrie in Vlaanderen werden toegekend. De meeste firma's weigeren daarenboven om concurrentieel gevoelige informatie aan hun klanten door te spelen. Tot nu toe is België de enige lidstaat die dergelijke rapportering zou eisen, hetgeen ook geen motiverende factor is voor de betrokken bedrijven. Dit toont duidelijk het gebrek aan harmonisatie
binnen het kader van de richtlijn 2000/53. Als elke lidstaat andere eisen gaat stellen om dezelfde doelstellingen te bereiken, kan men bezwaarlijk spreken van een ééngemaakte markt.

...biedt geen meerwaarde...

Buiten extra kosten en een enorme administratie, zou het Belgische ontwerp geen enkele meerwaarde bieden in vergelijking met de huidige toestand. De lastenboeken bevatten naast technische eisen, ook heel wat (eigen)milieunormen die de toeleverancier moet naleven. Zo worden al heel wat chemische stoffen uitgesloten, hoewel hun gebruik volkomen legaal is. Dit past veelal in het kader van een milieucertificatie zoals ISO 14000 of EMAS. Anderzijds zorgt een integraal kwaliteitssysteem (ISO 9000) ervoor dat deze procedures systematisch worden toegepast oor valle toeleveranciers. De filosofie achter deze aanpak is echter diametraal in tegenstelling met de vraag van de Belgische overheid. De constructeurs bepalen op basis van de wetgeving en hun eigen milieustandaarden welke stoffen zij niet in hun voertuigen wensen aan te treffen. Dit maakt een gerichte en efficiënte controle mogelijk. De Belgische overheid vraagt echter om honderden stoffen in kaart te brengen, zonder aan te geven welke voor haar prioritair zijn. Bovendien, zoals reeds vermeld, zullen de producenten bij de typekeuring moeten aantonen dat de wagen voor 95% nuttig toepasbaar is en voor 85% recycleerbaar.


Dit betekent dat het afval van autowrakken in de toekomst een nog geringere aandeel in de Europese afvalberg zal hebben dan vandaag. En dan geldt nog het verbod op het gebruik van 4 zware metalen. Dus welke bijkomende garanties op het vlak van preventie zijn er dan nog nodig ?

...en is in strijd met de Europese vrije markt...

Andere lidstaten zoals Duitsland en Nederland, toch herhaaldelijk als stichtend milieuvoorbeeld geciteerd, hebben dit duidelijk begrepen en leggen de klemtoon op de milieuvriendelijke verwerking van autowrakken en de transparante rapportering hierover. Dit zou tot de absurde situatie kunnen leiden dat in België een bepaald model niet zou mogen verkocht worden, terwijl er voor de andere lidstaten geen vuiltje aan de lucht is. De Belgische administratie beroept zich hierbij op de sancties voorzien in de wet op de productnormen. Hier dreigt men in conflict te komen met het principe van het vrij verkeer van goederen binnen de EU, en meer bepaald met de kaderrichtlijn 70/156/EEG betreffende de typegoedkeuring van voertuigen. Voor personenwagens bestaat sinds 1996 de verplichte Europese homologatie. Wanneer een voertuig voldoet aan alle homologatievoorschriften, dan moet elke lidstaat de inschrijving van dit voertuig op haar grondgebied toestaan. Ze
mogen dus niet meer, maar ook niet minder eisen. Een lidstaat kan de inschrijving van een voertuig, dat over
een geldig Europees gelijkvormigheidsattest beschikt, slechts weigeren indien de betrokken lidstaat bewijst dat het voertuig op ernstige wijze de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Dergelijke weigering moet beperkt zijn tot zes maanden en de lidstaat moet onmiddellijk de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte brengen. FEBIAC betwist dan ook de rechtsgeldigheid van de sancties die in de ontwerptekst voorzien zijn. Als België de tekst in zijn huidige vorm aan de Commissie zou notifiëren, loopt men een groot risico dat men zijn huiswerk zal moeten overdoen, met een grote vertraging tot gevolg. Dit kan toch de bedoeling niet zijn?

...nochtans,een werkbaar alternatief bestaat !

FEBIAC pleit dan ook voor een vereenvoudigde rapportering, die een duidelijk beeld verschaft van de ontwikkelingen op het vlak van 'design for recycling' binnen de sector. Het is alleszins onmogelijk om jaarlijks tienduizenden materiaalfiches op te stellen. Als de overheid van voordeel is dat naast de 4 zware metalen, ook andere materialen in auto's moeten verboden worden, en wanneer ze dit met grondige wetenschappelijke argumenten kan staven, dan zal ze ongetwijfeld de andere
lidstaten van haar gelijk kunnen overtuigen. Dit zal leiden tot een aanpassing van de richtlijn volgens de voorziene procedure. Auto's worden voor een ééngemaakte Europese markt gebouwd. Dit heeft geleid tot aanzienlijke kostenbesparingen, hetgeen de consument ten goede is gekomen, maar die ook extra investeringen in verkeersveiligheid en milieu hebben mogelijk gemaakt. Het komt er dus op aan om het totale plaatje te bekijken, en zich niet blind te staren op een klein deelaspect.

FEBIAC is erg ongerust over de invulling die de Federale Diensten voor Leefmilieu geven aan het preventieartikel van de Europese Richtlijn autowrakken. De vraag om voor alle onderdelen de materiaalsamenstelling te documenteren zal een enorme administratieve belasting en een evenredige kost voor onze leden veroorzaken. Ook de voorgestelde sanctiemaatregelen zijn buiten elke verhouding. Dit staat lijnrecht tegenover het principe van administratieve vereenvoudiging dat de federale regering voorstaat en dwarsboomt de politiek van de Vlaamse Regering om de verankering van de automobielindustrie te stimuleren. Bovendien wordt hierdoor een onwettige handelsbelemmering op de Europese vrije markt gecreëerd. FEBIAC hoopt op een oplossing, naar het model van onze buurlanden en is bereid hier constructief aan mee te werken. Dit gebeurt al jaren binnen de beheersorganisatie voor afgedankte voertuigen, de v.z.w.FEBELAUTO.

Automotive Guide


En savoir plus