Van de 63 oefencircuits die Vlaanderen in 1990 telde, schieten
er vandaag nog 4 over; 2 daarvan staan bovendien op het punt om
gesloten te worden. Nochtans heeft een onafhankelijk
onderzoek aangetoond dat er meer dan 14.000 motorsportliefhebbers
zijn die nood hebben hun sport in goede en verantwoorde omstandigheden
te beoefenen. De Vlaamse overheid legt het behoeftenonderzoek
echter naast zich neer. Op basis van dit objectieve onderzoek -
dat de Vlaamse overheid zelf heeft besteld ! – blijkt dat er nood
is aan minimaal 20 permanente oefenterreinen.
FEBIAC en het Forum Gemotoriseerde Sporten Vlaanderen trekken aan
de alarmbel omdat de VLAREM-milieuwetgeving opnieuw strenger wordt
zonder rekening te houden met de sportsector. Wij bespraken deze
onhoudbare toestand met viervoudig wereldkampioen Joël Smets; ook
hij vreest voor het voortbestaan van de motorsport.
|
Daarom denkt het Forum aan polyvalente sportterreinen, waar naast gemotoriseerde
sporten ook andere natuurgebonden sporten een thuis kunnen vinden.
Het
Forum Gemotoriseerde Sporten Vlaanderen vraagt de overheid rechtszekerheid
en bestaanszekerheid door:
- de nodige locaties te voorzien met een wettelijke vergunning;
- een wettelijk kader te scheppen waarbinnen de gemotoriseerde sporten
de kans krijgen om hun vooraanstaande rol te blijven spelen op lokaal,
regionaal en internationaal niveau;
- een degelijk jeugdbeleid te ontplooien. België is bijvoorbeeld het
enige land ter wereld waar men onder de leeftijd van 15 jaar niet mag
deelnemen aan motorsportwedstrijden.
Interdepartementale Werkgroep Gemotoriseerde Sporten Vlaanderen
Onder impuls van BLOSO en het Forum
werd op 17 februari 2000 de Interdepartementale Werkgroep Gemotoriseerde
Sporten Vlaanderen (IWGSV) opgericht met de ministers van Sport, Leefmilieu
en Ruimtelijke Ordening. In deze werkgroep zitten kabinetsmedewerkers,
de Verenigde Vlaamse Provincies, het Forum Gemotoriseerde Sporten
Vlaanderen, natuurverenigingen (vzw Bond Beter Leefmilieu en vzw Natuurreservaten),
de Administratie Ruimtelijke Planning – AROHM – natuur en de Administratie
Leefmilieu – AMINAL – natuur. De Werkgroep stelt criteria op waaraan
permanente en polyvalente sportomlopen moeten voldoen en doet voorstellen
aan de provinciebesturen voor de uiteindelijke selectie van de sportterreinen.
De eindverantwoordelijkheid ligt bij de bevoegde ministers. Per provincie
wordt een sub-werkgroep opgericht. |
|
|
Die maakt in een eerste fase een gedetailleerde
inventarisatie van de bestaande terreinen (legale en illegale) met
aandacht voor de geografische ligging, inplanting in gewestplannen,
VLAREM-milieuwetgeving en juridische situatie. In een volgende fase
doen de provinciale sub-werkgroepen suggesties voor mogelijke locaties
voor sportcircuits. |
Het behoeftenonderzoek
Het ministerie van Leefmilieu heeft bovendien een onafhankelijk
onderzoek geëist naar de nood aan dergelijke polyvalente sportterreinen
in Vlaanderen. Dit behoeftenonderzoek moest als basis dienen voor de evaluatie
van de voorgestelde locaties door de provincies.
De twee doelstellingen van het behoeftenonderzoek waren:
- de inventarisatie van de beoefening van gemotoriseerde sporten en
hun toekomstige noden;
- de bepaling van de behoeften op het vlak van infrastructuur (over
een periode van 10 jaar), en het formuleren van aanbevelingen over geogra
fische spreiding en exploitatievormen.
Via een openbare aanbesteding werden hiertoe onafhankelijke
onderzoeksbureaus en universiteiten aangeschreven. Unaniem wordt beslist
dat de opdracht wordt toevertrouwd aan het Economisch en Maatschappelijk
Studie- en Adviesbureau WES. Het WES-onderzoek werd eind augustus 2001
afgesloten en bevestigt een grote nood aan permanente circuits.
In Vlaanderen zijn:
- 15 actieve motorsportfederaties;
- meer dan 249 officiële clubs, aangesloten bij een van de 15 federaties;
- meer dan 9.000 sportbeoefenaars die in 2000 via de 15 federaties aan
wedstrijden hebben deelgenomen (gemeten op basis van vergunningen);
- ongeveer 5.000 recreanten, niet aangesloten bij een federatie of club;
- in totaal dus meer dan 14.000 sportbeoefenaars.
|
|
Op basis van deze objectieve gegevens is er in
de vijf Vlaamse provincies samen nood aan minimaal 20 permanente
terreinen waarop tijdens werkdagen geoefend kan worden; dit in
samenspraak met de plaatselijke overheid. Daarnaast is het ook absoluut
noodzakelijk dat 'gelegenheidsterreinen', waarop een plaatselijke
club jaarlijks 1 tot max. 3 wedstrijden organiseert, behouden blijven.
Dit conform de Ministeriële Omzendbrief RO 99/01 van 31/07/'97 van
minister van Ruimtelijke Ordening, Steve Stevaert. Ondanks duidelijke
afspraken om deze resultaten begin oktober 2001 te bespreken op de
Interdepartementale Werkgroep Gemotoriseerde Sporten zijn er tot op
heden nog geen verdere concrete stappen ondernomen. De sportwereld
vreest dat al het geleverde werk, inclusief het behoeftenonderzoek,
naar de prullenmand wordt verwezen. |
|
Op het symposium van '10 jaar VLAREM-wetgeving'(05/12/01) is dit voorgevoel
helaas bevestigd.
De VLAREM-wetgeving wordt opnieuw strenger waardoor motorsportbeoefening
in Vlaanderen onmogelijk wordt. De mening van de sportsector werd niet
eens gevraagd. De gemotoriseerde sport in Vlaanderen worden dood geknepen.
Vandaar onze noodkreet om deze sport leefbaar te houden door haar rechtszekerheid
en bestaanszekerheid te bieden.
Wij vragen daarom dat:
- de Ministeriële Omzendbrief RO 99/01 van 31 juli 1997 van toenmalig
minister van Ruimtelijke Ordening Steve Stevaert in wet wordt omgezet,
- er een positief gevolg wordt gegeven aan het WES- behoeftenonderzoek,
het constructieve werk van de provinciale sub-werkgroepen en de Interdepartementale
Werkgroep Gemotoriseerde Sporten Vlaanderen,
- zowel de VLAREM-milieuwetgeving als de wetgeving in verband met ruimtelijke
ordening rechtszekerheid en bestaanszekerheid zou garanderen voor de
sportdisciplines.
|
De mening van
Joël Smets:
'Het gebrek aan oefenterreinen is echt wel levensbedreigend
voor de motorsport. Vroeger kon ik thuis mijn motor starten, reed
ik drie kilometer door het bos en ik was op het circuit. Wij weten
als sporters ook wel dat zoiets niet meer kan. Er moeten wetten
en spelregels zijn. Maar de jonge crossers zitten wel met een groot
probleem: waar nog trainen. Het aankomend talent Steve Ramon bijvoorbeeld,
woont op een plaats waar uren in de omtrek geen circuit is te vinden.
Je moet je eens inbeelden dat je wil voetballen en dat je twee uur
moet rijden om een voetbalveld te vinden. Als dat zo zou zijn, zou
er in België niet veel meer gevoetbald worden. Ramon moet naar Frankrijk
of Nederland. Ook als ik wil gaan trainen op een hard circuit, moet
ik naar het buitenland want in België zijn er vooral zandpistes.
Als profrijders kunnen wij ons dat transport veroorloven. De jonge
motorrijder die cross als hobby heeft, zit wel in de problemen.
Probeer je ouders maar eens te overtuigen twee uur voor de hobby
te rijden op weg naar een geschikt terrein. Regelmatige training
is een noodzaak. Het is nog een wonder dat de Belgische motorsport
op zo'n hoog niveau staat. Maar voor hoe lang nog?'
|
|
|
|
|
|