Vous êtes ici  ›Home› Dossiers

ZWAVELARME BRANDSTOFFEN VERDIENEN EEN FISCAAL STEUNTJE

Benzines en diesel met een laag zwavelgehalte bieden grote voordelen voor het milieu. De federale regering heeft daarom in januari 2001 aangekondigd dat zij de verkoop van zwavelarme brandstoffen wil aanmoedigen door een vermindering van de accijnzen. Europa gaf hiervoor het groene licht. In verscheidene Europese landen zijn zwavelarme brandstoffen reeds beschikbaar en genieten deze een fiscaal gunsttarief. België kon als voorzitter van de EU toch niet achterblijven.


De situatie vandaag

De Europese Richtlijn 98/70/EG reglementeert de samenstelling van de brandstoffen die in heel de EU aan de pomp verkocht worden. Het maximaal toegelaten zwavelgehalte is hierbij één van de parameters. Benzine mag maximum 150 ppm (parts per million of mg per kg) bevatten, voor diesel ligt de grens bij 350 ppm. In 2005 zal dit voor beide gereduceerd worden tot maximum 50 ppm. Uit controles, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, blijkt dat de wettelijke limiet gerespecteerd wordt. Voor benzines (Eurosuper, Super+, met loodvervanger) varieert het gemiddelde zwavelgehalte tussen de 75 en 90 ppm, voor diesel bedraagt dit cijfer 294 ppm (1). Vanuit een milieustandpunt zijn de thans opgetekende waarden nog veel te hoog. Deze cijfers tonen het nut aan van fiscale gunstmaatregelen om de commercialisering van brandstoffen die minder dan 50 ppm zwavel bevatten, te stimuleren.

Op termijn moet er zelfs gestreefd worden naar een zwavelgehalte van maximaal 10 ppm.

Waarom moet het zwavelgehalte drastisch naar beneden?

1. Minder emissies van het bestaande wagenpark

Zwavel is een natuurlijk bestanddeel van ruwe aardolie. Tijdens het raffinageproces moet het verwijderd worden, zodat de bekomen benzines en diesel beantwoorden aan de wettelijke norm. Zwavel bezit immers de eigenschap om zich tijdens het verbrandingsproces in de motor met zuurstof te binden. Het resultaat is zwaveldioxide (SO2), een schadelijk gas dat mee aan de basis ligt van smog en zure regen. Vermindert men het zwavelgehalte, dan dalen de SO2-emissies met het dubbele. Het volgende cijfervoorbeeld illustreert dit overduidelijk. Het wegverkeer produceerde in 2000 ongeveer 3,4 kton SO2. Indien alle verkochte brandstof zwavelarm geweest zou zijn (minder dan 50 ppm), zou er minder dan 0,75 kton zijn uitgestoten. Dit zou een vermindering van minstens 2,6 kton SO2 betekenen! Zwavel heeft bovendien een ongunstige invloed op de werking van de katalysatoren waarmee de recentere wagens zijn uitgerust. Bij dieselwagens, uitgerust met een oxidatiekatalysator, leidt zwavel tot de vorming van sulfaten, hetgeen zich in de praktijk vertaalt in een verhoogde uitstoot van deeltjes. Ook de temperatuur vanaf dewelke de oxidatiekatalysator effectief begint te werken, de zogenaamde light-off temperatuur, zal stijgen. Dit is vooral nadelig bij korte stadsritten. Benzinewagens zijn sinds het begin van de jaren ’90 uitgerust met een zogenaamde driewegkatalysator, die edele metalen bevat. Deze zijn echter gevoelig voor zwavel. Zo hebben uitvoerige tests in de Verenigde Staten uitgewezen dat een verlaging van het zwavelgehalte van 100 naar 30 ppm de schadelijke emissies met 15 tot 30% doet dalen (2). Het verouderingsproces van de katalysator gaat bovendien sneller wanneer de benzine meer zwavel bevat.

2. Introductie van zuinige en schone auto’s

De automobielindustrie staat de komende jaren voor een enorme uitdaging. Zij moet ervoor zorgen dat wagens tegelijk zuiniger en schoner worden. Er is immers het akkoord met de Europese Commissie om tussen 1995 en 2008/9 het verbruik met 25% te reduceren. En vanaf 2005 wordt de Euro 4–norm, die de huidige toegelaten emissienormen halveert, verplicht. Om de auto’s zuiniger te maken rekenen de constructeurs voornamelijk op de technologie van de directe brandstofinjectie, op zowel diesel - als benzinemotoren. Jammer genoeg produceren deze motoren teveel stikstofoxiden, en in het geval van de diesels ook te veel deeltjes, om zonder meer te kunnen voldoen aan de Euro 4–norm. Geavanceerde katalysatoren en roetfilters kunnen een oplossing bieden … maar zijn uiterst gevoelig voor zwavel. Sommige constructeurs hebben al aangekondigd dat binnen enkele jaren al hun benzinemodellen van het type directe injectie (GDI: Gasoline Direct injection) zullen zijn. Zij verbruiken immers 10-15% minder dan klassieke benzinemotoren. Dit is uiteraard een belangrijk gegeven met het oog op de naleving van het Kyoto-akkoord. Hun nadeel is evenwel dat ze teveel stikstofoxiden (NOx) produceren en dat de klassieke driewegkatalysator hier geen oplossing kan bieden. Men zal zogenaamde de NOx-adsorbtiekatalysatoren moeten gebruiken. Zwaveloxide heeft de neiging om zich vast te zetten op de katalysator en daarbij de beschikbare opslagcapaciteit voor stikstofoxide snel te verminderen. De katalysator wordt a.h.w. vergiftigd. Afhankelijk van het zwavelgehalte kan zijn efficiëntie al na 5000 km gehalveerd zijn. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de constructeurs die over deze technologie beschikken, aarzelen om deze in België op de markt te brengen wegens de onbeschikbaarheid van zwavelarme brandstof.

Roetfilters kunnen de uitstoot van deeltjes met 90% reduceren, waardoor het voornaamste nadeel van dieselmotoren wordt verholpen. Ook hier komt zwavel «roet in het eten gooien », aangezien het ook de werking van de roetfilters belemmert. Vooral de filters die continu de deeltjes verbranden, de zogenaamde Continuously Regenerating Trap (CRT™) behoeven zwavelvrije diesel.

Hoe sneller zwavelarme en liever nog zwavelvrije benzine en diesel in België beschikbaar zullen zijn, hoe meer modellen die tegelijk zuinig èn emissiearm zijn, op onze wegen zullen verschijnen.

Wat met de globale CO2-balans?

Het produceren van zwavelvrije brandstof (max 10 ppm) vereist een doorgedreven ontzwaveling tijdens de raffinage. Dit kost energie en gaat bijgevolg gepaard met extra CO2-emissies. Deze toename hangt af van de gebruikte technologie waardoor de cijfers die circuleren nogal uiteenlopen. Deutsche Shell verklaart dat bij de productie van één ton brandstof, 22 kg CO2 extra zal vrijkomen (3), in een recente studie, uitgevoerd in opdracht van de Europese Conferentie van de Ministers van Transport, is sprake van een vork van 0.5 tot 78 kg (4). Of de balans positief is hangt af van de marktpenetratie van de zuinige modellen waarvan sprake is in vorige paragraaf.

In haar eindrapport concludeert de werkgroep transport van het ECCP (European Climate Change Programme) dat op termijn de extra daling van de CO2-emissies door het verkeer de toename door de raffinage ruimschoots zullen compenseren. Dit zal leiden tot jaarlijkse reducties van 0.8 tot 1.5 miljoen ton CO2 (5).

Ook wanneer men de toename van de CO2-emissies door de raffinaderijen in beschouwing neemt, blijft de invoering van zwavelvrije brandstoffen gunstig voor de globale CO2-balans.

3. Een stap op weg naar de brandstofcel

De wagen van de toekomst zal waarschijnlijk uitgerust zijn met een brandstofcel. Waterstof wordt hiervoor de energiebron. Er zijn echter nog vele technische en economische problemen te overwinnen. Zo zullen de kosten voor de uitbouw van een distributienet voor waterstof gigantisch zijn. Daarom werken sommige constructeurs aan voertuigen met een brandstofcel, die benzine kunnen tanken i.p.v. waterstof. Aan boord wordt de benzine dan omgevormd tot waterstof. Daarbij komt weliswaar nog CO2 vrij, maar aldus wordt de consument vertrouwd gemaakt met de nieuwe technologie. De stap naar de brandstofcel op waterstof wordt hierdoor heel wat kleiner. Jammer genoeg zijn de katalysatoren die gebruikt worden voor de chemische transformatie van benzine tot waterstof, eveneens uitermate gevoelig voor zwavel.

Men kan dus zonder meer stellen dat de beschikbaarheid van zwavelvrije benzine de commercialisatie van auto’s met een brandstofcel bevordert.

Economische en fiscale aspecten

Kosten voor de aanpassing van de brandstoffen aan de normen die in 2005 van toepassing zullen zijn.

CONCAWE heeft een gedetailleerd model gebruikt om te ramen wat het de West-Europese raffinaderijen zal kosten om de productie van benzine en diesel conform te maken met de Europese norm van 2005 (50 ppm) teneinde de brandstoffen die aan de specificaties van norm 2000 voldoen (150 ppm voor benzine en 350 ppm voor diesel) te vervangen. De organisatie heeft in haar berekeningen de uitgaven opgenomen die veroorzaakt zijn door de aanpassing van het aromatengehalte van benzine aan de normen van 2005. CONCAWE schat de huidige nettowaarde van de kost van de operatie op 6,5 miljard euro (waarvan 3,5 enkel voor de zwavel) voor benzine en op 3 miljard euro voor diesel. De kosten schommelen aanzienlijk naargelang de raffinaderijen.

De Europese Commissie heeft aan Purvin &Gertz gevraagd om de impact van de ontzwavelde brandstoffen op de Europese raffinaderijen te bestuderen. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat de ontzwaveling een bijkomende kost betekent van 0,001 à 0,003 euro voor één liter benzine en van 0,003 à 0,009 euro voor één liter diesel.

De grote variaties zijn te verklaren door de verschillende uitgebrachte hypotheses op het vlak van het verbeteringstempo van de raffinagetechnieken.

Promotie van brandstoffen met een zwavelgehalte van 50 ppm.

Verschillende landen (zie tabel) gaan fiscale maatregelen nemen of hebben ze reeds genomen teneinde zwavelarme brandstoffen te bevorderen.

Accijnsverlagingen van 0,015 à 0,045 euro per liter voldoen om de kosten te dekken die de raffinaderijen zullen moeten aangaan om aan de 50 ppm-norm te voldoen. Deze verlagingen zouden daarentegen niet voldoende kunnen zijn om dit soort brandstof aan een lagere prijs dan de normale brandstoffen aan te bieden, daar waar beide types brandstoffen beschikbaar zijn. In feite variëren de fiscale verminderingen die nodig zijn voor de bevordering van zwavelarme brandstoffen van land tot land. Zij vallen hoger uit voor de raffinaderijen die in het Middellandse-Zeegebied gelegen zijn.

En België?

De wil van de regering om zwavelarme brandstoffen op de markt te brengen, is werkelijkheid geworden met het verschijnen van een K.B. op 29 oktober jonstleden. De voorziene aanmoedigingsmaatregel bedraagt 0,016 euro per liter.

In de veronderstelling dat alle huidige benzine – en dieselsoorten door zwavelarme brandstoffen zouden vervangen zijn – hetgeen zeker en vast in een eerste fase niet het geval zal zijn – of 9,1 miljard liter (verbruikscijfers 2000), zou de totale kost dus 146,6 miljoen euro bedragen. Er blijkt echter dat de fiscale steun die met deze invoering zou moeten gepaard gaan, voor een aantal budgettaire problemen zorgt.

Een snelle berekening doet ons denken dat de extra BTW-ontvangsten, binnengehaald omwille van de plotselinge stijging van de olieprijzen tijdens het jaar 2000, deze fiscale steun ruimschoots zouden kunnen financieren. A fortiori indien deze brandstoffen slechts een gering aandeel van het totale aanbod vertegenwoordigen.

Indien men uitgaat van een gemiddelde groei van 2,7% voor benzine en 1,9% voor diesel (gemiddelde groei opgetekend tijdens de jaren 1991 à 2000), zouden de BTW-ontvangsten met betrekking tot de brandstoffen in 2000 tot 1,2 miljard euro opgelopen zijn. In het jaar 2000 hebben de prijzen echter een gemiddelde verhoging van 16,5% voor benzine en van 23,6% voor diesel gekend. Dankzij deze scherpe prijsstijging heeft de Staat een extra 218 miljoen euro in de schatkist binnengehaald. Meer dan voldoende om een fiscale steun voor zwavelarme brandstoffen in overweging te nemen, of niet?

Een snelle invoering van fiscale steunmaatregelen voor zwavelarme diesel en benzine is vanuit een milieustandpunt noodzakelijk. Zwavelarme brandstoffen doen de emissies van het bestaande wagenpark gevoelig dalen en ze zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de introductie van een nieuwe generatie katalysatoren en roetfilters op onze Belgische markt. De voordelen zijn dus overduidelijk en het prijskaartje eerder gering. Het is nu aan de federale overheid om hiermee rekening te houden!

(1) Fonds voor de Analyse van de aardolieproducten: activiteitenverslag van het jaar 2000
(2) ACEA - data of the sulphur effect on advanced emission control technologies - 07.00
(3) W. Warnecke et al - Anforderungen an Betriebstoffe für Otto-Direkteinspritzmotoren - Wiener Motorensymposium 05.00
(4) CEMT/CM (2001)11/FINAL - 19.06.01
(5) ECCP/Working Group Transport - Final Report - 02.05.01

Automotive Guide


En savoir plus