Vous êtes ici ›Home› Dossiers
2005: EEN 'FISCAAL JAAR' VOOR DE AUTOBRANCHE (JANUARI 2005)
Het einde van 2004 is een erg bewogen periode geweest op het vlak van fiscaliteit. En eens te meer heeft de regering de auto als doelwit gekozen. Zo komen er in 2005 een hele reeks fiscale ‘nieuwigheden’ die – helaas – meestal in de richting gaan van een verhoging van de lasten op de automobiel. Bovendien betreffen de aankomende wijzigingen in een aantal gevallen voertuigen die op het Salon voor Lichte Vrachtvoertuigen, Vrijetijdsvoertuigen en Moto’s in de kijker staan. Redenen genoeg dus om er op in te zoomen.
Definitie en taxatie van lichte vrachtvoertuigen
Door de evolutie van technische reglementeringen genieten bepaalde voertuigen
momenteel op een ‘abnormale’manier van een voordelige taxatie ‘lichte
vracht’. Wij benadrukken meteen dat deze voordelige taxatie geenszins
frauduleus is maar louter het gevolg van een legitieme keuze voor de minst belaste
formule.
Om aan deze situatie echter een einde te stellen, voorziet de FOD Financiën
een aanpassing van de fiscale reglementering. Deze moet de bepalingen preciseren
waaraan voertuigen moeten beantwoorden om fiscaal als ‘lichte vrachtauto’
beschouwd te worden en dus te kunnen genieten van de taxatie lichte vracht:
aftrekbaarheid BTW, verkeersbelasting bedrijfsvoertuigen, geen Belasting op
Inverkeersstelling … Dit alles onafhankelijk van de definitie die de FOD
Mobiliteit en Vervoer aan het voertuig heeft toegekend.
Basisidee is om terug te keren naar de definitie dat de lengte van de laadruimte
minimaal 50 % van de wielbasis moet bedragen om een voertuig te kunnen erkennen
als licht vrachtvoertuig. Dat is de definitie die de BTW-administratie steeds
heeft gehanteerd. Heel de fiscale regelgeving (BIV, rijtaks, BTW, …) zou
met dit principe worden gealigneerd. De ‘bestelwagens’die niet aan
deze nieuwe voorwaarden voldoen, zouden in de toekomst onderworpen worden aan:
- de rijtaks zoals die berekend wordt voor personenwagens;
- de BIV, indien er een herinschrijving van het voertuig komt (bijv. bij doorverkoop).
De DIV zou medewerking verlenen aan de praktische uitvoering van deze nieuwe
maatregelen. Met deze nieuwe regels zou de genretoekenning die een voertuig
bij een homologatieprocedure in het buitenland kan hebben gekregen, geen invloed
meer hebben op de fiscale behandeling van het voertuig hier in België omdat
er een eigen set van regels komt voor al de te voorziene gevallen.
Technische voorwaarden om fiscaal als vrachtvoertuig te worden beschouwd:
Lichte vrachtauto enkele cabine:
- zitruimte 2+1 plaatsen;
- lengte van de laadruimte bedraagt minimaal 50% van de wielbasis;
- zijdelingse wanden van de laadruimte mogen uit een beglazing bestaan;
- afwezigheid van verankeringpunten voor zetels en veiligheidsgordels in de
laadruimte.
Lichte vrachtauto dubbele cabine:
- zitruimte tot 6 + 1 plaatsen;
- lengte van de laadruimte bedraagt minimaal 50% van de wielbasis;
- zijdelingse wanden van de laadruimte mogen uit een beglazing bestaan;
- afwezigheid van verankeringpunten voor zetels en veiligheidsgordels in de
laadruimte.
Pick-up:
- cabine (enkel of dubbel) onafhankelijk van de laadruimte;
- Lengte van de laadruimte:
- vrij indien deze open is of enkel bedekt met een zeil of een deksel;
- minimaal 50% van de wielbasis indien bedekt met een ‘hardtop’(idem
voor lichte vrachtauto’s met enkele of dubbele cabine).
Voertuigen die fiscaal niet beschouwd worden als vrachtvoertuigen:
Alle andere voertuigen die, conform de Europese en Belgische technische bepalingen
gehomologeerd zouden zijn volgens de technische bepalingen van de categorie
‘N’ (CT) maar die niet aan de hierboven beschreven bepalingen voldoen.
Momenteel lopen er nog onderhandelingen over de pick-ups met hardtop. FEBIAC
vraagt dat deze toch als ‘vrachtvoertuig’ zouden worden erkend,
ook indien zij de 50%-regel niet vervullen. Dit gezien het strikt utilitaire
karakter van dit type voertuigen.
Tot slot een enigszins positief nieuws: op het ogenblik dat wij deze tekst
schrijven, wordt de invoegetreding van deze nieuwe regelgeving ten vroegste
op 1 mei 2005 verwacht. Dit laat toe de meeste voertuigen die reeds werden besteld
volgens de oude fiscale regels in te schrijven. Vanaf het fiscale jaar 2006
echter vallen ook zij – net als alle andere betrokken voertuigen die reeds
in het verkeer zijn - onder het nieuwe fiscale regime.
Bedrijfswagens
Naar verluidt om een meer rechtvaardige en uitgebalanceerde inning van de
solidariteitsbijdrage op bedrijfswagens na te streven en met toevoeging van
ecologische bekommernissen, heeft de regering het besluit genomen om voertuigen
die door de werkgever aan zijn werknemers ter beschikking worden gesteld, zwaarder
te belasten. Volgens FEBIAC is de echte onderliggende reden van deze beslissing
de wil om 255 miljoen euro extra in de staatskas te krijgen.
Zo worden vanaf 1 januari 2005 de voertuigen van de categorieën M1 en
N1, personenwagens en lichte vrachtvoertuigen zeg maar, die door de werkgever
op een directe of indirecte manier ter beschikking worden gesteld voor andere
dan strikt professionele doeleinden, jaarlijks in hoofde van de werkgever als
volgt belast.
- benzinevoertuigen : (CO2 in g/km x €9) –768
- dieselvoertuigen : (CO2 in g/km x €9) –600
- LPG-voertuigen : (CO2 in g/km x €9) –990
Indien de C02-waarden van de voertuigen niet beschikbaar zijn –hetgeen
het geval is voor lichte vrachtvoertuigen –dan zal de taxatie berekend
worden op veronderstelde emissies van 182 g/km CO2 voor benzinevoertuigen (dus
€870) en van 165 g/km CO2 voor dieselvoertuigen (dus €885).
Op voorstel van de Nationale Raad voor de Arbeid en op besluit van de Ministerraad
kan de Koning volgens criteria die hij kan vaststellen, bepaalde voertuigen
van de categorie N1 uitsluiten van het toepassingsgebied. Dit om de flagrante
tegenspraak te corrigeren die er bestaat tussen enerzijds de wil om bestelwagens
aan een nieuwe taxatie te onderwerpen en anderzijds mobiliteitsinitiatieven
van bedrijven te promoten. Wij denken bijvoorbeeld aan bedrijfsvervoersplannen
en carpooling.
Net als het VBO is FEBIAC van mening dat deze nieuwe belasting geen verband
houdt met de strijd tegen de fiscale fraude zoals de Regering stelt. Zij vertegenwoordigt
louter een extra kost voor de werkgevers en dreigt zwaar door te wegen op de
markt van nieuwe voertuigen. Hoe dan ook hebben wij met opluchting de wijzigingen
tegemoet gezien die op onze vraag aan het initieel voorstel zijn aangebracht.
In eerste instantie de invoering van een lineaire berekening en de mogelijkheid
om bepaalde types lichte vrachtvoertuigen uit te sluiten.
Belastingvermindering bij de aanschaf van een schoon voertuig
Voor de wagens die minder dan 105 g CO2/km uitstoot wordt een belastingvermindering
van 15 % van de aanschafwaarde toegekend, met een maximum van 3.280 euro (niet
geïndexeerd).
Voor de wagens die tussen 105 en 115 gram (inbegrepen) CO2/km wordt een belastingvermindering
van 3% van de aanschafwaarde toegekend met een maximum van 615 euro (niet geïndexeerd).
De wijziging aan de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen die
deze maatregel invoert, is verschenen in het Belgisch Staatsblad op 15 juli
laatstleden. Op het moment dat dit artikel werd geschreven, dienen de KB’s
met de uitvoeringsmodaliteiten nog opgesteld te worden.
FEBIAC onderschrijft ten volle de inspanningen van de Federale
Regering om de emissies van CO2 door het verkeer te verminderen. Maar toch zijn
er naar onze mening twee anomalieën die een smet werpen op deze maatregelen.
De eerste heeft te maken met het feit dat de maatregel geen rekening
houdt met de milieunorm waaraan het voertuig voldoet: Euro 3 of Euro 4 (50%
minder emissies dan Euro 3!). Wetende dat de overgang van Euro 3 naar Euro 4
een lichte verhoging van het brandstofverbruik met zich meebrengt, is het goed
mogelijk dat eenzelfde model in Euro 4-versie niet van dezelfde voordelen kan
genieten als in de versie Euro 3. Anders gesteld: volgens de huidige formulering
zou de Regering met recht en reden kunnen worden verweten voertuigen te favoriseren
die twee keer meer stikstofoxide en schadelijke deeltjes uitstoten.
Van de andere kant, en dat is de tweede anomalie, zou het ons
logisch en correct hebben geleken om de maatregel uit te breiden van 115 naar
120 gram CO2 per kilometer. Hierdoor was vermeden dat bepaalde constructeurs
de invoering van Euro 4-motoren vertragen; had de maatregel een merk beloond
dat net een hybride voertuig op de markt heeft gebracht (nu is dat voertuig
uitgesloten omwille van 1 gram C02 per kilometer te veel); en had de maatregel
andere Europese constructeurs toegestaan zich te voegen bij de groep die van
de voordelen van deze fiscale maatregel kan genieten.
Enkel particulieren zullen kunnen genieten van deze fiscale verlaging.
Dat terwijl in 2004 45,5% van de nieuwe personenwagens werd ingeschreven op
naam van een bedrijf. Volgens de extrapolatie die FEBIAC gemaakt heeft op basis
van de inschrijvingen in 2004, zullen in 2005 ongeveer 150 voertuigen van de
maatregel "<105" kunnen genieten. Ongeveer 18.000 zullen genieten
van de maatregel "105-115". Dat is samen amper 3,8% van de totale
jaarlijkse inschrijvingen van nieuwe auto’s. Alvast een goede reden om
zich vragen te stellen over de echte impact van deze milieumaatregel.